Labels

zondag 26 september 2010

Eendje

Ik liep laatste in het park, drie keer
raden wat ik zag. Een oude opa
was in de vijver gevallen

en oefende nu z’n vrije slag.

Ik zei ‘meneer wat doet u daar?
Een parkvijver is een sociale
bezigheid, niet voor opa’s
in hun eentje.’

Maar hij antwoordde allang
niet meer, zijn eend was gezonken,
de man zelf was toen stukje
bij beetje

verdronken.

zaterdag 25 september 2010

Tijd

Even was ze stil.

En een vogel bleef zomaar hangen, samengeklauwd
in een vlezig massa lucht. Doorzichtig lichaam balde
zich rond haar veren en wierp zich stroperig
tussen de man en zijn hoed.

Dan raast ze door.

Altijd links op het fietspad, altijd
links aanhoudend. Ze stormt je tegemoet en slaat
de striemen in je gezicht voor ze
weg is. Achterom, altijd achterom en je voelt
haar handen nog in je gezicht. Ze heeft vroeger
je neus uit een klompje cellen gekleid en nu
trekt ze je rug langzaam krom.

En je wacht af.

Nergens op, wachten betekend slechts lijdzaam
toezien, maar waar niemand ooit overwint is overgeven
altijd nog beter voor je energie. De rest vecht met
Q-tien en yoga op zondagochtend. Vegetariërs en
agrariërs, iedereen.

Maar de vogel is weggevlogen, verlost van de lijdzaam
greep van onbeweegbaar. De man heeft zijn
hoed aangetikt in een vluchtig groet en alles
ligt opgetekend in iets wat de meesten

allang weer zijn vergeten.



Besluitloosheid

Er is geen stilte in besluiteloosheid, schreef hij.

Er is altijd de nacht die nooit meer dag wordt. Nachten waarin je zoekt naar het begin van je deken, het einde van je gedachten. Je ligt verstrengeld in teveel knopen, te weinig doek en je vingers voelen koud.

Gordijnen waaien open om dicht te vallen. Lantaarnpalen vullen de duisternis met schemerig licht dat langzaam tussen de schaduwen kruipt. Vleermuizen, grijze katten en vlekken op je ramen transformeren tot stekelige monsters met geopende muil. Je hart bonkt in je keel en je weet niet langer of dit een teken van leven, dan wel van dood is. IJzingwekkend.

Is er een einde? Niet in het midden als je rond en rond en rond draait. Eindes houden een nieuw begin in, een nieuw drama waarin je ten prooi ligt aan gedachten. Twijfel is een steeds strakker trekkende knoop waarin je vingers meegetrokken worden, aangetrokken, vast gesnoerd tot je schreeuw de nacht in tweeën breekt.

Er is geen stilte in besluiteloosheid.

Schemerige aanraking




ik zou je in deze woorden
willen wikkelen
de nacht op je
lippen willen leggen waaruit ze dan
langzaam omlaag

vloeit en glijdt in de holen van
je lichaam
het kuiltje in je
kin de kwetsbaarheid tussen
je sleutelbeenderen

vult

met duisternis

zonder jou te zien of
mijzelf zonder te weerspiegelen
in het één of ander dan wel
je netvlies in te branden

zonder daadwerkelijk te zijn slechts
een schemering van een aanraking slechts
een halve bekentenis iets als
vergeten na een nacht vol drank

Toekomst

De toekomst, ook weer iets wat ik zelf
nooit eens heb gezien. ’t Was vast een nare
aangelegenheid of heel slecht zicht - door te
veel mist, misschien.

Ach jee, wat moet ik dan ook met een onderwerp
zó vaag als deze, hij bestaat bij voorbaat niet,
die hele toekomst is nooit bewezen, je moest
altijd tot ‘morgen’ wachten,
en daar is men bij gebleven.

En zelfs dán, waar ben je dan? Sta je
mórgen bij het krieken van de dag, te schreeuwen:
‘de toekomst! het is werkelijk waar gebleken!’

herinnert je overbuurvrouw je er
vriendelijk - docht dringend - aan
dat het nog evenzeer heden is,
als het dat al was,

een uurtje geleden.

Schaduw




Als je een schaduw bent en je ligt op
mijn slaapkamervloer als een dood

gewicht, een kleverige substantie van
zwarte draden en kronkelend ongeluk.

- zou je dan de gordijnen openblazen met
je mond als een kringetje, je lippen

strelend met de lucht, zou je me toe-
fluisteren hoe de stikstof langs de

kreukels van de stof glibbert?